Onderzoek, cijfers en innovatie

Gezinsondersteuning

gezinsondersteuning

We vergeleken het gebruik van verschillende vormen van gezinsondersteuning in 2021 met het gebruik in 2016.

Het gebruik van relatieondersteuning nam toe

Met relatieondersteuning bedoelen we voorlichting rond relaties, relatiebemiddeling, relatietherapie of een andere vorm van relatiebegeleiding.

De beperkende maatregelen tijdens de coronapandemie hebben het gebruik van relatieondersteuning niet gekelderd. Het gebruik is immers toegenomen van 12,9% in 2016 tot 15,2% in 2021.

Daarbij is vooral het gebruik van ondersteuning in de huidige relatie toegenomen.

Acht op tien ouders die ooit gebruik maakten van relatieondersteuning, gingen of gaan naar een psycholoog, therapeut of psychiater, zowel in 2016 als in 2021.

Ouders maakten voor relatieondersteuning in 2021 wel meer gebruik van telefonische of online hulpverlening, maar vonden minder gemakkelijk de weg naar de huisarts. Wellicht is dat een gevolg van de overbevraagde huisartsen tijdens de coronapandemie.

Welke ouders maken in 2021 vaker gebruik van relatieondersteuning ten opzichte van 2016?

  • jonge ouders en/of ouders met jonge kinderen
  • ouders met een herkomst buiten de EU
  • lager opgeleide ouders (al heeft dit meer te maken met de samenhang van het opleidingsniveau met andere kenmerken, dan met het opleidingsniveau op zich)
  • ouders in een samengesteld gezin
  • ouders die feitelijk samenwonen of die een LAT-relatie hebben (vaak hebben deze ouders een vorige partnerrelatie tijdens dewelke men beroep deed op relatieondersteuning)
  • ouders die een goede relatiekwaliteit laten optekenen

Maar ook:

Wie minder steun krijgt van de partner bij problemen in de partnerrelatie, maakt zowel in 2016 als in 2021 vaker gebruik van relatieondersteuning vergeleken met wie meer steun krijgt van de partner, in 2021 nog net wat meer uitgesproken.

In 2021 maken ook ouders die zich minder gesteund voelen door het netwerk even vaak gebruik van het formele aanbod aan relatieondersteuning dan ouders die zich wel gesteund voelen door hun netwerk. Dat was niet zo in 2016.

Ook het gebruik van opvoedingsondersteuning nam toe

Opvallend is dat ouders vaker aangeven gebruik te hebben gemaakt van opvoedingsondersteuning tijdens het jaar voorafgaand aan de bevraging. De bevraging vond immers plaats in het voorjaar van 2021, en dus viel het afgelopen jaar samen met het eerste jaar van de coronapandemie. Daarbij gingen ouders voor opvoedingsondersteuning in 2021 vaker naar een kinderarts.

Welke ouders maken in 2021 vaker gebruik van opvoedingsondersteuning?

Ouders die vaker aangeven ooit gebruik gemaakt te hebben van opvoedingsondersteuning in 2021 zijn:

  • moeders,
  • ouders jonger dan 45 jaar en ouders met jongere kinderen,
  • ouders met een Belgische herkomst,
  • hoger opgeleide ouders,
  • ouders in een betere financiële positie,
  • ouders in intacte en samengestelde gezinnen,
  • en ouders in gezinnen met twee kinderen (al maken zij ook gewoon de grootste groep gezinnen uit),
  • maar ook wettelijk samenwonende ouders en ouders die minder tevreden zijn met het verloop van de opvoeding.

Wanneer ouders minder steun ervaren van de partner bij de opvoeding van de kinderen, maken ze significant vaker gebruik van opvoedingsondersteuning. In 2016 was dit verschil (nog) niet te zien. Het zijn vooral de ouders die zich (helemaal) niet gesteund weten door de partner, die een stijging kennen in het gebruik van opvoedingsondersteuning tussen 2016 en 2021.

Omgekeerd zien we dat voor ouders die (veel) steun krijgen van het netwerk bij de opvoeding van de kinderen er een toename is in het gebruik van opvoedingsondersteuning tussen 2016 en 2021.

Deze en nog veel meer gedetailleerde resultaten, alsook beleidsaanbevelingen, zijn te vinden in het onderzoeksrapport. Voor dit onderzoek werkte het Departement Zorg samen met Odisee Hogeschool Kenniscentrum Gezinswetenschappen.