Hoe verloopt de neonatale screening?
Om aangeboren ziekten bij baby's zo snel mogelijk op te sporen, is het belangrijk dat er een bloedafname gebeurt tussen de 48 en 92 uur na de geboorte. En dat je het bloedstaal binnen de 24 uur naar het Vlaams Centrum voor Neonatale Screening stuurt. Voor prematuren is er een aparte procedure. Op deze pagina lees je ook wat je moet doen bij overmacht of als de ouders weigeren.
Stap 1: informeer de ouders
Ouders informeren
De neonatale screening gebeurt bij ruim 99% van de pasgeboren baby’s. Dat bloedonderzoek kan levens redden. Hoe vroeger we zeldzame, maar ernstige ziektes opsporen, hoe sneller de behandeling kan starten en hoe kleiner de kans op schade bij het kind.
Daarom is het belangrijk dat alle zorgverleners de ouders wijzen op het belang van de bloedprik. Het bloedonderzoek is gratis voor de ouders, maar niet verplicht. Ouders moeten hun toestemming geven.
Bloedkaartje invullen
Elke baby die wordt geboren, krijgt een bloedkaartje. Het Vlaams Centrum voor Neonatale Screening verdeelt die kaartjes onder de ziekenhuizen, artsen en vroedkundigen. Je kunt extra bloedkaartjes aanvragen bij het centrum.
Het bloedkaartje bestaat uit 3 delen:
- filterpapiertje met 5 rondjes voor de bloeddruppels
- gegevens van de baby
- afscheurstrookje voor de ouders.
Belangrijk: raak het filterpapiertje nooit zelf aan.
Toestemming vragen
Het bloedkaartje verhuist mee met de baby tot er bloed is afgenomen. Dat gebeurt in de kraamafdeling van het ziekenhuis, of door een vroedkundige of huisarts als de mama thuis bevalt of het ziekenhuis vroeger verlaat. Vraag een mondelinge toestemming van de ouders en noteer dat op het bloedkaartje.
Bloed nemen zonder toestemming
Soms is het niet mogelijk om toestemming te krijgen van de ouders. Bijvoorbeeld bij een prematuurtje bij wie direct bloed wordt afgenomen of wanneer een alleenstaande moeder te zwak is na de bevalling. In het belang van het kind mag je in die gevallen de bloedprik uitvoeren. Vermeld op het bloedkaartje ‘overmacht’, zet er duidelijk de reden bij en informeer de ouders zodra dat kan.
Weigeringsformulier invullen
Weigeren de ouders het bloedonderzoek? Laat dan een weigeringsformulier ondertekenen, het liefst door de 2 ouders. Weigeren ze ook om het formulier te ondertekenen? Dan ondertekent u als zorgverlener. Verlieten de ouders het ziekenhuis, kun je ze niet meer bereiken en reageren ze niet op oproepen? Dan moet je het formulier ‘Ouders niet bereikbaar’ invullen.
Stuur het weigeringsformulier of het formulier ‘Ouders niet bereikbaar’ naar het screeningscentrum.
- Download het ‘Weigeringsformulier Neonatale Screening ondertekend door ouders’
- Download het ‘Weigeringsformulier Neonatale Screening ondertekend door zorgverlener’’
- Download het formulier ‘Ouders niet bereikbaar’
Stap 2: neem het bloedstaal
De bloedprik gebeurt tussen de 48 en 92 uur na de geboorte in de handrug van de baby:
- Warm het handje op voor een betere doorbloeding. Ontsmet de plaats waar je prikt.
- Prik in de handrug en veeg de eerste druppel weg.
- Vul de 5 cirkels met druppels bloed op het filterpapier van het bloedkaartje. Zorg ervoor dat de cirkels volledig zijn gevuld en dat het bloed door het papiertje zichtbaar is. Raak het filterpapier zelf níét aan.
- Vul de datum van de bloedafname in en geef het afscheurstookje aan de ouders. Ze moeten dat bewaren in het kindboekje van Kind en Gezin.
Lukt het niet om in de hand te prikken? Doe dan een hielprik.
Ook bij prematuren en zieke baby’s is de bloedprik belangrijk. De eerste bloedafname gebeurt al binnen de 2 uur na de geboorte. Daarna volgen er nog 2 bloedprikken.
- Download de procedure ‘Staalname bij prematuren en zieke pasgeborenen’
Stap 3: stuur het bloedstaal naar het screeningscentrum
- Laat het bloedkaartje minstens 2 uur op kamertemperatuur drogen, voor het staal in de enveloppe wordt gestoken. Leg geen bloedkaartjes op elkaar bij het drogen.
- Stuur het bloedkaartje binnen de 24 uur in een enveloppe en zonder postzegel naar het Vlaams Centrum voor Neonatale Screening.
- Noteer op de geboortelijst een van deze opties:
- dat het bloedstaal werd afgenomen en verstuurd
- dat de ouders de bloedafname weigerden of niet reageren op je oproep
- welke afspraak je maakte met de ouders in het geval ze vroeger naar huis gingen.
Wist je dat het screeningscentrum de lijst van alle geboortes vergelijkt met alle ontvangen bloedkaartjes? Bij ontbrekende bloedkaartjes neemt het screeningscentrum contact op met het ziekenhuis en met de ouders. Ofwel moet er een bloedstaal zijn, ofwel een ondertekend weigeringsformulier of een formulier ‘Ouders niet bereikbaar’. Ook als de bloedstalen niet bruikbaar zijn of er is een ander probleem met het bloedkaartje neemt het screeningscentrum contact op.
Stap 4: bel als behandelend arts de ouders bij een afwijkend bloedresultaat
Het bloedonderzoek vindt plaats binnen de 48 uur nadat het bloedstaal is aangekomen bij het screeningscentrum, maar duurt enige tijd om volledig te analyseren.
- Is er een afwijkend resultaat? Dan volgen er controletesten op de overblijvende bloedstalen.
- Bevestigen de tests de afwijkende resultaten? Dan verwittigt het screeningscentrum de behandelend arts. De erfelijke spierziekte ‘spinale musculaire atrofie’ is een uitzondering. Dan wacht het screeningscentrum de controletesten niet af, en verwittigt het direct de arts.
Het is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts om de ouders zo snel mogelijk op de hoogte te brengen.
Meer lezen: download de draaiboeken
- algemeen draaiboek over de neonatale screening
- draaiboek voor de vroedkundige