Jonge mantelzorgers - steun van klasgenoten
Jonge mantelzorgers ervaren minder steun van klasgenoten in vergelijking met hun leeftijdsgenoten die geen jonge mantelzorger zijn
Jonge mantelzorgers die thuis niet of weinig helpen (minder dan 4 uur per week) scoren gemiddeld 8,7 en zij die veel helpen (minstens 4 uur per week) scoren 8,6 op de schaal ervaren steun van klasgenoten. Een lage schaalscore (0) wijst op weinig steun van klasgenoten, een hoge score (12) op veel steun. Leeftijdsgenoten die geen jonge mantelzorger zijn, ervaren gemiddeld iets meer steun van hun klasgenoten (gemiddelde score=9).
Zowel bij jonge mantelzorgers die thuis veel helpen als van zij die weinig of niet helpen geeft 73% aan dat hun klasgenoten hen aanvaarden zoals ze zijn. Bij hun leeftijdsgenoten die geen jonge mantelzorger zijn, is dit vaker zo (79%).
Ook voor ‘vriendelijk of behulpzaam zijn van klasgenoten’ of ‘graag bij elkaar zijn’ bestaan geen verschillen tussen jonge mantelzorgers die thuis niet tot weinig of veel helpen. Jonge mantelzorgers zijn het wel minder vaak eens met de stellingen dat hun klasgenoten ‘vriendelijk of behulpzaam’ zijn of ‘graag bij elkaar zijn’ dan hun leeftijdsgenoten die geen jonge mantelzorger zijn.
Bij jonge mantelzorgers die veel helpen, ervaren vooral meisjes en 15- tot 18-jarigen minder steun van hun klasgenoten
Bij jonge mantelzorgers die veel helpen ervaren meisjes minder steun van klasgenoten dan jongens. Bij deze mantelzorgers ervaren 13- tot 14-jarigen de meeste steun van klasgenoten. 17- tot 18-jarigen ervaren gemiddeld het minste steun.
Naar onderwijsvorm ervaren jonge mantelzorgers die veel helpen uit het lager onderwijs en de A- en B-stroom het meeste steun van klasgenoten. Zij uit het KSO/ TSO en BSO ervaren het minst steun van hun klasgenoten. Deze verschillen zijn vermoedelijk deels te verklaren door een leeftijdseffect. Binnen het ASO ervaren deze jonge mantelzorgers meer steun van klasgenoten dan binnen KSO/TSO of BSO
Naar herkomst, gezinstype, werkstatus van de ouders en wie de persoon is met een ziekte/handicap bestaan geen significante verschillen.