Meldingsplichtig

Congenitale rodehond (rubella)

Rodehond of rubella is meestal een milde virale infectieziekte, maar kan gevaarlijk zijn voor zwangere vrouwen en hun ongeboren kind.

Vaccinatie
Vaccinatie beschikbaar
Basisvaccinatieschema
Onderdeel van het basisvaccinatieschema
Vaccinatiegroep
0-4 jaar
5-18 jaar

Over rodehond

Rodehond, ook wel rubella genoemd, veroorzaakt meestal milde klachten zoals lichte keelpijn, een loopneus, hoest of oogontsteking. Hoewel rodehond doorgaans weinig risico’s met zich meebrengt voor kinderen, kan het virus tijdens de zwangerschap via de placenta worden doorgegeven aan het ongeboren kind en ernstige complicaties veroorzaken (congenitale rubella).

Symptomen

De eerste symptomen treden gewoonlijk 10 dagen na de besmetting op:

  • Verkoudheid (lichte keelpijn, loopneus, hoest)
  • Pijnlijke, gezwollen klieren achter het oor en mediaan achter in de nek
  • Gewrichtsontsteking
  • Oogontsteking
  • Plotseling opkomende huiduitslag, eerst in het gezicht, later over het hele lichaam. 
    De vlekjes hebben een rode-roze kleur en jeuken niet. De huiduitslag verdwijnt na 2 tot 3 dagen.
  • (lichte) Koorts

De huiduitslag en koorts treden vaak iets later op, meestal 2 tot 3 weken na besmetting.

Verspreiding

Rodehond wordt veroorzaakt door het rubellavirus en is besmettelijk vanaf 10 dagen vóór tot 7 dagen na het verschijnen van de huiduitslag.

  • Door hoesten, niezen en praten komt het virus via druppeltjes in de lucht en kan je besmet raken. Besmette druppeltjes kunnen ook via contact met besmette voorwerpen zoals bestek, bekers of speelgoed worden overgedragen.
  • Tijdens de zwangerschap kan het rubellavirus via de placenta van moeder op kind worden overgedragen. Dit kan leiden tot een miskraam of ernstige aangeboren afwijkingen bij de baby zoals doofheid, blindheid, hartaandoeningen of mentale achterstand.
     

Vaccinatie

Basisvaccinatie

Vaccinatie tegen rodehond (rubella) maakt deel uit van het gratis basisvaccinatieschema. Het vaccin dat gebruikt wordt beschermd tegen 3 ziektes: mazelen, bof en rubella.

 Gecombineerd vaccin dat beschermd tegenMerknaam (gratis aanbod)
12 maandenmazelen, bof, rubellaMMR VAX PROpdf bestand196.5kb
9 jaar (4e leerjaar lager onderwijs)mazelen, bof, rubellaMMR VAX PROpdf bestand196.5kb

Inhaalvaccinatie

Wanneer je niet of niet volledig bent gevaccineerd tegen rodehond, kan het zinvol zijn deze vaccinatie te vervolledigen. Dit kan enkel met een combinatievaccin tegen mazelen, bof en rubella. 

Een inhaalvaccinatie tegen rodehond is aanbevolen voor:

  • Vrouwen in de vruchtbare periode die geen antistoffen tegen rodehond hebben (mogen niet zwanger worden de eerste maand na vaccinatie).
  • Vrouwen die veel in contact komen met kinderen of zieken.
  • Vrouwen die geen antilichamen tegen rodehond bezitten, onmiddellijk na de bevalling.

Twijfel je of je een inhaalvaccinatie nodig hebt? Vraag hierover raad aan je arts.

Zwangerschap en vaccinatie tegen rodehond

Vrouwen mogen niet gevaccineerd worden als ze zwanger zijn. Na vaccinatie worden ze best niet zwanger binnen de eerste maand.

Kostprijs

  • Gratis: de vaccins zijn gratis als Kind en Gezin of CLB (Centrum Leerlingenbegeleiding) ze toedient. De vaccins zijn ook gratis als je arts ze voor jou of je kind bestelt. Je betaalt dan mogelijks voor de consultatie.
  • Niet gratis: Koop je het vaccin zelf bij de apotheker? Dan kan de Vlaamse overheid de kosten niet terugbetalen.

Behandeling

Er is geen behandeling om rodehond te genezen. Je kan alleen de symptomen behandelen.

Informatie voor zorgprofessionals

Samenvatting

Verwekker: Rubellavirus
Incubatieperiode: De huiduitslag en koorts ontstaan na 12-23 (meestal 14-16) dagen
Besmettingsweg: Aerogeen via aerosolen: nasale afscheiding. Direct contact (handen)
Besmettelijke periode: 10 dagen voor tot 7 dagen na het begin van de huiduitslag
Symptomen: Koorts, lymfadenopathie, uitslag. Als een zwangere de rubella-infectie in de 1e helft van de zwangerschap doormaakt, loopt de vrucht een groot risico op kenmerkende congenitale defecten
Waarom melden: Ondergevaccinneerde groepen detecteren

Richtlijnen

Criteria

Klinische criteria

Elke baby 1 jaar oud of elke doodgeborene met ten minste twee van de voorwaarden vermeld in (A) of één in categorie (A) en één in categorie (B)

Categorie A

  • cataract
  • Congenitaal glaucoom
  • Aangeboren hartafwijkingen
  • Gehoorverlies
  • Pigmentaire retinopathie

Categorie B

  • Purpura
  • Splenomegalie
  • Microcefalie
  • Ontwikkelingsachterstand
  • Meningo-encefalitis
  • Radiolucente botziekte
  • Icterus die binnen 24 uur na de geboorte begin
Epidemiologische criteriaElk kind of doodgeboren kind van een vrouw met een door laboratoriumonderzoek bevestigde rubella-infectie tijdens de zwangerschap door mens op mens transmissie (verticale transmissie)
Criteria voor laboratoriumconfirmatie

Tenminste één van de volgende vier:

  • Isolatie van het rubella virus uit een klinisch staal
  • Detectie van nucleïnezuur van het rubellavirus
  • Rubellavirus-specifieke antilichaamrespons (IgM)
  • Persistentie van rubella IgG tussen de leeftijd van 6 en 12 maanden (minstens twee stalen met een vergelijkbare concentratie van rubella IgG). Laboratoriumresultaten moeten worden geïnterpreteerd op basis van de vaccinatiestatus

Gevalsdefinitie

Waarschijnlijk

Elke doodgeboren baby of baby die niet is getest of baby met negatieve laboratoriumresultaten met ten minste een van de volgende twee:

  • Een epidemiologisch link én ten minste één van de aandoeningen die zijn opgenomen in de klinische CRS-criteria van categorie A
  • Voldoen aan de klinische criteria voor CRS
Bevestigd

   
Elke doodgeborene die aan de laboratoriumcriteria voldoet of elke baby die voldoet aan de laboratoriumcriteria én ten minste één van volgende twee:

  • Een epidemiologische link
  • Ten minste één van de aandoeningen vermeld in de klinische CRS-criteria van categorie ‘A’
     

Nuttige documenten

Cijfers meldingsplichtige infectieziekten


Cijfers over meldingsplichtige infectieziekten