Wie nam deel aan de gezinsenquête?
In het voorjaar van 2021 werd door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) voor de tweede keer een gezinsenquête uitgerold in het Vlaamse Gewest. 9.000 gezinnen met minstens 1 kind tussen 0 en 25 jaar werden door het Rijksregister uitgeloot. In de gezinsenquête komen vragen aan bod over gezinsvorming en gezinsontbinding, de combinatie gezin, zorg en werk en opvoeding. Ook het welbevinden komt aan bod en de mate waarin gezinnen gebruik maken van de door de overheid voorziene dienstverlening en ondersteuning.
Anders dan in de vorige editie werden ook gezinnen bevraagd bij wie het kind jonger dan 25 jaar niet (langer) officieel inwoont. Op deze manier konden gescheiden ouders wiens kind(eren) officieel bij e ex-partner is/zijn gedomicilieerd, beter ingesloten worden in de gezinsenquête. Ook andere ouders wiens kinderen jonger dan 25 jaar niet (langer) officieel inwonen, werden nu meegenomen in de gezinsenquête, waaronder een deel alleenstaanden en legenestgezinnen. Op deze manier slagen we er in om anno 2021 een nog beter beeld van gezinnen in Vlaanderen te geven. Dit verschil in steekproeftrekken zorgt echter voor een gewijzigd profiel van de gezinnen in de gezinsenquête (meer vaders, meer ouders in de oudere leeftijdscategorieën en meer ouders die wat lager opgeleid zijn). Bij vergelijkingen met 2016 controleren we steeds of eventuele verschillen te wijten zijn aan het verschil in steekproeftrekken.
In totaal namen 3.323 respondenten deel door een ingevuld vragenboekje terug te sturen. Dit is 36,9% van de aangeschreven personen. Meer dan 1 op de 3 gezinnen nam dus deel aan de enquête.
Geslacht en leeftijd
Er namen net iets meer vrouwen dan mannen deel (52,6% tegenover 47,4%). De meeste ouders in de gezinsenquête zitten in de leeftijdscategorieën 35-44 jaar en 45-54 jaar. In de leeftijdscategorieën tot 44 jaar zijn er verhoudingsgewijs meer vrouwen. Vanaf 45 jaar zijn er verhoudingsgewijs meer mannen. Dit komt omdat de vaders gemiddeld genomen iets ouder zijn dan de moeders.
Herkomst
De meerderheid van de ouders in de gezinsenquête (71,0%) is van Belgische herkomst; 11,8% heeft een herkomst binnen de EU+ en 17,2% heeft een herkomst buiten de EU. Vergeleken met 2016 zijn er meer ouders met een herkomst in de EU+ en met een herkomst buiten de EU+ en minder ouders met een herkomst in België (71,0% t.o.v. 76,3%).
Taal en religie
In de gezinsenquête werd ook gevraagd welke talen er werden gesproken in het gezin. Daarbij kon men meerdere talen opgeven, dus percentages sommeren niet mooi tot honderd. Nederlands wordt het meest gebruikt (door 93,5% van de ouders), in mindere mate Frans (12,8%); Engels (10,6%); Arabisch (3,4%); Turks (3,0%) en/of een andere taal (15,0%), waaronder ook (Vlaamse) dialecten werden vernoemd.
Bijna de helft van de ouders is christelijk (48,7%), 8,6% is islamitisch. Het percentage dat zichzelf vrijzinnig, agnost of atheïst noemt, of dat aangeeft geen (specifieke) geloofsovertuiging te hebben, is 40,9%. Vergeleken met 2016 zien we minder ouders met een specifieke geloofsovertuiging (christelijk, islamitisch of een andere geloofsovertuiging) en meer ouders zonder een (specifieke) geloofsovertuiging.
Opleidingsniveau
Meer dan de helft van de ouders behaalde een diploma hoger onderwijs of universiteit (54,6%). 28,1% van de ouders behaalde een diploma hoger secundair onderwijs. 15,3% van de ouders behaalde hoogstens een diploma lager secundair onderwijs. 10,8% heeft een getuigschrift lager secundair onderwijs.